Dag 3 

Het is dag drie na het starten van de druppels. En ik kan zeggen dat het Evan goed doet. Zijn boze buien nemen nog meer af en hij heeft zelfs pannenkoeken gegeten! En zowaar als ik hier nu zit te schrijven, is het half zes in de ochtend, de eerste keer dat hij heeft doorgeslapen tot half zes! Ik besluit een broodje voor hem te maken, zonder te vragen en in de hoop dat hij het op eet. Ik loop naar zijn zelf gemaakte tentje midden in de woonkamer, en zeg gekscherend terwijl ik tegen de tent aan tik: “klop, klop Klop, Evan. Mamma heeft een lekker broodje voor jou”, hij negeert mijn grapje en trekt een vies gezicht. “Nee mamma, beschuit. Ik wil een beschuitje”. Ik tel het uit als winst aangezien hij überhaupt iets wil eten. Ik loop terug naar het aanrecht en maak een beschuitje smeerkaas 42 plus. Tot mijn schrik is het de laatste beschuit maar bovenal, ze zijn niet meer heel. Neeee. Dit gaat een strijd worden, besef ik mij als ik op automatische piloot met mijn wijsvinger een dot smeerkaas uit het kuipje haal. Een hele irritante gewoonte want ik doe het letterlijk bij alles wat ik in mijn handen heb wat eetbaar is. Of ik het nu lekker vind of niet. Ik herinner mij de keren dat ik voor Owen (inmiddels al tien jaar) een raketijsje pakte. Zo jong als hij was werd hij opgevoed met het idee dat de rode topjes van de raketijsjes niet bestond, die beet ik immers er voortijdig altijd af. Tot het moment dat hij een raket ijsje ging halen met mamma Lin, bij een ijsco tent. “Huh mam, hier hebben ze andere raketijsjes! Waarom hebben wij dit niet?” Ik herinner mij de lach op het gezicht van mijn vrouw toen ze terug kwam, een lach waarin de ogen zelfs mee lachen, en ze enigszins afkeurend tegen mij zei ‘je hebt heel wat uit te leggen Jantine’.  

Evan roept mij terug vanuit mijn gedachten hoewel ik niet hoor wat hij zegt. Beschuitje, smeerkaas, brengen naar Evan, zeggen mijn gedachten op automatische piloot. Opnieuw kom ik aan bij het tentje en doe mijn drie kloppen waarna ik hem het bordje met beschuit geef. Hij kijkt er minachtend naar en uit zijn ongenoegen. “Nee mama, beschuit! Deze niet heel, ik niet eten.  Ik probeer rustig uit te leggen dat dit een beschuitje is en voeg er in gedachten bij als je het op eet en in je buik zit is het verdomme ook niet heel. Beseffend dat het een zinloze strijd wordt ga ik haastig op zoek naar beschuit in de voorraad kast. Hebbes! Ik begin opnieuw en klop opnieuw aan bij de tent. Ik weet niet voor wie ik het doe want het is niet eens grappig. Hij kijkt mij met opgetogen aan en gilt vanuit enthousiasme “Oehh mamma, dank u, dank u Piemeldance!”. Hoewel ik weet dat dit nog weer een andere aanpak vergt en de keren niet kan tellen waarin ik heb uitgelegd dat het woord Piemel niet een grappig of leuk woord is om te zeggen, hou ik het voor ongezien en herhaal de woorden in mijn hoofd ‘Je wilt te snel Jantine’. Ik besluit dat dit een overwinning is, het eten van een beschuitje waar hij de Piemeldance van wil gaan doen.