Jij ben jij 

 

Je balt je vuisten strak naast je lichaam.  Je hoofd loopt rood aan. Met al  je kracht laat je een overduidelijke oerkreet los, waarbij de woorden ‘neeee’ worden gemaakt. Alsof het je lijkt op te luchten, herhaal je het een paar keer. Als een soort mantra. Maar hoe vaker je het doet,  hoe zichtbaar meer moeite het je kost om je in te houden. Zweetdruppels vallen van je gezicht

 

 

Hoewel  het eind september is, loop je zonder jas buiten, op je blote voeten. Niet alleen omdat de zon ons gunstig is, hij laat zeker enige stralen zien. Maar bovenal omdat je het liefste geen schoenen of laarzen draagt. En ach die jas vind je  ook nooit nodig. Sterker nog, het wordt een onnodige strijd om je die aan te krijgen, tegen de tijd dat ik de strijd gewonnen heb, hoef jij al niet meer naar buiten en zit je aan de top van je emoties. Maar dit is nu niet de reden waarom je boos bent. Je bent boos op poes. Omdat poes te dicht bij jou kwam. Een aai wilde van je been. Niet eens je hand. Maar het overweldigt je. ‘Poes niet doeeeeen’. Ik kan niet helpen dat mijn gedachten afdwalen. Naar de momenten dat dingen jou te veel zijn. Dat je de prikkels niet aan kunt, van het dagelijkse leven. Of het nu een voorbij razende auto is, een geluidje ergens elders in een tuin, een te felle zon of een lichte aanraking. Het overweldigt je. Ik zie  je struggelen. Hoe kan ik jouw beschermen voor deze alle dagelijkse dingen in het leven. Hoe kan ik jou laten merken en voelen dat deze dingen okey zijn, dat het veilig is. Nee, ik heb besloten dat ik dat los laat. Ik kan jou én moet jou niet willen overtuigen van iets wat jou te veel is. Jij bent jij, en ik ben hier om jouw te helpen.

 

Ik laat mijn gedachten los en ik loop naar hem toe

 

Als ik zo knielend voor hem zit zie ik naast boosheid ook angst en ongeloof in zijn blauwe ogen afgetekend.  Zijn wangen zijn rood aangelopen en zijn benen trillen. Ik  vraag je aandacht door mijn armen naar voren  uit te strekken, zonder je aan te raken. “Rustig maar lieverd, poes is weg. Eigenlijk wilde poes een kusje”. Fout antwoord. Opnieuw beginnen zijn vuisten zich dichter te knijpen, schouders optrekkend en zijn  mond in een rechte streep te vertrekken. Ombuigen, hoor ik mijzelf zeggen. Het escalerende gedrag vóór zijn. En als je het niet vóór kunt zijn, dan afleiding zoeken.  Ik loop bij hem weg en besluit de waterkraan in de tuin aan te zetten. Terwijl ik dat doe, leg ik instructies uit wat ik aan het doen ben. In de hoop dat ik zijn aandacht kan krijgen.  Als de tuinslang rijkt tot de plantenborder, druk ik de sproeier in  waarbij er een waterballet mijn kant op vliegt. Ik krijg een grote plens water over mijn gezicht en shirt. Natuurlijk. Ik probeer de slang, die blijkbaar half op het koppelstuk zit, er wanhopig op te draaien.  Lastig, als er nog steeds water uit komt. Ik begin te gillen en heb blijkbaar nu Evan zijn aandacht, want het gestuntel en  gegil van mamma zorgt voor een schaterlach van mijn  bijna vijf jarige zoon. Een schaterlach, zoals alleen hij die kan maken.  Ik draai mij om, met een lach op mijn gezicht en zie de pretogen van Evan. Het maakt mijn dag goed.